Bijlagen

D. EMU-saldo

Het EMU saldo gaat niet uit van baten en lasten, maar gaat uit van ontvangsten en uitgaven van de gemeente, berekend op transactiebasis en overeenkomstig de voorschriften van het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie. Het Rijk en mede-overheden hebben de afspraak dat het EMU-tekort van mede-overheden maximaal -0,5% BBP (Bruto Binnenlands Product) mag bedragen. Deze beperking vloeit voort uit de Europese saldogrens van -3% BBP die geldt voor de volledige Nederlandse collectieve sector. Op basis van de overeengekomen macroreferentiewaarde van -0,5% BBP wordt door het ministerie Financiën elk jaar een berekening gemaakt van de individuele referentiewaarden voor gemeenten, provincies en waterschappen. Deze referentiewaarde kan worden gebruikt als benchmark. De individuele referentiewaarde wordt berekend door het toegestane tekort van lagere overheden te verdelen op basis van begrotingstotalen. De hierna opgenomen referentiewaarde is gebaseerd op het begrotingstotaal 2025 (na bestemming).

T-1

T

T+1

T+2

T+3

Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

2028

EMU-saldo

-3.794

-741

662

1.927

-176

EMU-saldo referentiewaarde

3.623

3.413

3.413

3.413

3.413

Verschil EMU-saldo en referentiewaarde

-7.417

-4.154

-2.751

-1.486

-3.589

Mutaties
(1 januari tot 31 december)

Activa

Financiële vaste activa

Kapitaalverstrekkingen en leningen

-1

-50

-50

-50

-50

Uitzettingen

0

0

0

0

0

Vlottende activa

Uitzettingen

0

0

0

0

0

Liquide middelen

0

0

0

0

-140

Overlopende activa

0

0

0

0

0

Passiva

Vaste Passiva

Vaste schuld

3.923

691

-712

-1.977

-14

Vlottende passiva

Vlottende schuld

90

0

0

0

0

Overlopende passiva

-220

0

0

0

0

Eventuele boekwinst bij verkoop effecten en (im)materiële vaste activa

Deze pagina is gebouwd op 10/17/2024 10:16:12 met de export van 10/17/2024 08:19:59