Via circulaires informeert het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gemeenten over de gemeentefondsuitkeringen. Het gemeentefonds is de grootste inkomstenbron van de gemeenten. Gemeenten ontvangen in principe op drie tijdstippen in het jaar de informatie over de gemeentefondsuitkeringen: in mei op basis van de Voorjaarsnota, in september op basis van de Miljoenennota en in december, ter afronding van het lopende jaar, op basis van de Najaarsnota. Deze begroting is gebaseerd op de meicirculaire 2024. Het gemeentefonds kent drie soorten uitkeringen: de algemene uitkering, de decentralisatie- en de integratie-uitkeringen.
Afspraken tussen Rijk en medeoverheden over stabielere en beheersbare financiering
In het voorjaar van 2024 is gesproken over een stabiele en beter beheersbare financiering van gemeenten (en provincies). In constructief overleg met de VNG en het IPO is besloten over te gaan tot het schrappen van de oploop van de opschalingskorting in combinatie met het vervroegd invoeren van de nieuwe financieringssystematiek in 2024. Dit houdt in dat de koppeling van het accres aan de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) per 2024 vervroegd is ingevoerd. De gekozen vorm van indexatie levert door de vormgeving op twee componenten de gewenste stabiliteit op. Uitgangspunt is dat de fondsen (gemeentefonds en provinciefonds) meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bbp volgen. De indexatie is gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. De volumeontwikkeling van de fondsen wordt gebaseerd op
een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor het fonds minder schommelt (volumedeel). De indexatie voor inflatie volgt de prijs bbp van het lopende jaar, waardoor de fondsen reëel ‘op niveau’ blijven (prijsdeel). Belangrijk is dat het accres een generieke indexatie betreft die bestaat uit een prijsdeel en een volumedeel. In het volumedeel van de bbp zit ook de stijging van lonen door volumegroei van de economie. In het prijsdeel zit het deel van de loonontwikkeling voortkomend uit prijsstijgingen. Het prijsdeel van de bbp-systematiek is daarin dus niet een-op-een vergelijkbaar met de Loon Prijs Ontwikkeling (LPO) zoals die ook wordt gebruikt bij de LPO-indexatie van de Rijksbegroting. Het accres is beleids- en bestedingsvrij. De wijze waarop (het volume- en prijsdeel) wordt ingezet is aan de gemeente.
Incidentele compensatie vanaf 2024 tot en met 2029
In verband met het vervroegen van de nieuwe financieringssystematiek (bbp-indexatie) van 2027 naar 2024 daalt zowel het volume- als het LPO-accres voor de jaren 2024 tot en met 2029. Voor 2024 wordt dit volledig gecompenseerd en voor 2025 voor ongeveer de helft, waardoor een tekort van € 675 miljoen resteert. Voor de jaren 2026 tot en met 2029 vindt compensatie plaats, zodat uiteindelijk voor de gemeenten een positief saldo resulteert van € 675 miljoen, dat gelijk is aan het bedrag van het schrappen van de oploop van de opschalingskorting.
Opschalingskorting geschrapt vanaf 2026
Sinds 2015 is een korting op het gemeentefonds opgenomen, omdat verondersteld werd dat fusies leiden tot lagere kosten. In de meicirculaire 2024 is de opschalingskorting vanaf 2026 geschrapt. Dit betekent het einde van een structurele korting vanaf 2026 van € 675 miljoen. De opschalingskorting was al incidenteel geschrapt voor de jaren 2024 en 2025.
Besparingsverlies jeugd 2025
In de meicirculaire 2024 is opgenomen dat de geraamde extra besparing van het rijk van € 500 miljoen voor 2025 komt te vervallen, omdat de maatregelen die tot besparing moeten leiden nog niet zijn gerealiseerd. Het uitgangspunt is dat het vervallen van de extra besparing van het rijk geen budgettaire effecten heeft. Dit kan, omdat gemeenten in de begroting voor jeugdzorg rekening mochten houden met de voorgenomen besparing en een lagere raming van de uitgaven hebben opgenomen. Dit wordt voor 2025 nu teruggedraaid. In het hoofdlijnenakkoord van de formerende kabinetspartijen is opgenomen dat de besparing van € 511 miljoen op jeugdzorg ook voor 2026 en verder vervalt. Dit is uiteraard nog niet definitief en dus ook niet in de meicirculaire opgenomen. De provinciaal toezichthouder geeft voor de jaren 2026 tot en met 2028 toestemming een stelpost op te nemen ‘nog te ontvangen rijksbijdrage jeugdzorg’ van 100% van het gemeentelijk aandeel. V
Extra middelen voor indexatie Wmo
In de voorjaarsnota reserveert het Rijk een bedrag van € 75 miljoen in 2026 oplopend naar € 300 miljoen in 2029 voor de kostenontwikkeling en demografie/vergrijzing Wmo. Deze middelen zijn op een aanvullende post gereserveerd en nog niet verwerkt in het gemeentefonds. Gemeenten moeten de algemene uitkering op basis van minimaal de meicirculaire ramen. Zolang deze middelen nog niet verwerkt zijn in de circulaire van het gemeentefonds kunnen gemeenten deze dus niet ramen.